Enguerrand Artaz

Walmart als barometer

Het resultatenseizoen over het eerste kwartaal loopt op zijn einde. Walmart, een van de zwaargewichten van de Amerikaanse beurs, bracht donderdag zijn cijfers naar buiten. De warenhuisgigant meldde niet alleen een aanzienlijk hogere winst per aandeel en omzet dan verwacht, waardoor het aandeel omhoogschoot, maar gaf ook een interessante inkijk in de Amerikaanse economie.

Om te beginnen vertellen de cijfers ons iets over de inflatie. Dat de winkels van Walmart meer klanten over de vloer krijgen, is onder meer te danken aan het beleid van agressieve prijsverlagingen en regelmatige promoties dat de keten de voorbije maanden voerde. De huishoudens gaan immers nog steeds gebukt onder de vele prijsstijgingen van de afgelopen jaren. Walmart profileert zich weliswaar van oudsher als prijsvechter, maar na een hele reeks kwartalen waarin bedrijven gretig profiteerden van de sterke vraag om hun gestegen kosten – ruimschoots – te compenseren, laat die toenemende aandacht voor lage prijzen vermoeden dat de inflatie verder zal dalen.

Ten tweede leren ze ons iets over hoe het met de Amerikaanse consument gesteld is. De sterke omzetgroei van de groep lijkt op het eerste gezicht te suggereren dat de consumptie op volle toeren draait. De werkelijkheid is echter genuanceerder. David Rainey, financieel directeur van Walmart, gaf namelijk aan dat de uitgaven voor basisbehoeften, voornamelijk voeding en zorg, gestegen zijn ten koste van meer discretionaire uitgaven, zoals huishoudapparaten en elektronica. Die vaststelling strookt met recente macro-economische cijfers, waaruit blijkt dat de detailhandelsverkopen verzwakken, het reële inkomen niet veel meer toeneemt en de inflatie geconcentreerd zit in uitgavencategorieën waarop niet beknibbeld kan worden – autoverzekeringen, financiële diensten, medische kosten – waardoor de discretionaire consumptiecapaciteit van de huishoudens de facto afneemt.

Veelzeggend is ook dat Walmart liet weten dat zijn marktaandeel in de loop van het kwartaal is gestegen, hoofdzakelijk dankzij een toename van het aantal klanten met een hoger inkomen (meer dan 100.000 dollar per jaar). Dat heeft deels te maken met de strategische herpositionering van de groep, die de afgelopen tijd een aanbod producten van betere kwaliteit heeft geïntroduceerd, maar dat is waarschijnlijk niet de enige verklaring. De komst van nieuwe, welvarendere klanten heeft namelijk niet geleid tot een stijging van het gemiddelde aankoopbedrag. Ook gegoedere huishoudens lijken nu dus te zoeken naar lagere prijzen. De Amerikaanse consument zit nog niet op droog zaad, maar beleeft duidelijk moeilijkere tijden.

Ook die vaststelling sluit aan bij enkele macro-economische indicatoren. Zo is volgens de recentste berekeningen van de Federal Reserve van San Francisco het tijdens de pandemie opgebouwde surplus aan spaartegoeden volledig besteed en is het saldo vandaag zelfs negatief. De Amerikaanse huishoudens hebben nu met andere woorden minder spaargeld dan op basis van de trend van vóór de coronacrisis te verwachten zou zijn. Bovendien is de aflossingsachterstand op kredietkaarten en autoleningen in het eerste kwartaal in snel tempo verder gestegen. Voor beide categorieën ligt die nu een stuk hoger dan vóór corona en opnieuw op het niveau van begin jaren 2010, toen de wonden van de crisis uit 2008 aan de oppervlakte kwamen. Terwijl het reële inkomen amper stijgt, lijken andere bronnen van consumptie – krediet en spaargeld – dus op te drogen.

De aandeelhouders van Walmart en van concurrenten zoals Dollar Tree, Costco of Dollar General hoeven zich waarschijnlijk weinig zorgen te maken. Hun zakenmodel maakt hen grotendeels ongevoelig voor conjunctuurschommelingen en dankzij hun lageprijzenbeleid kunnen zij profiteren van verschuivingen in het consumentengedrag wanneer het huishoudbudget onder druk komt te staan. Achter die fraaie vooruitzichten voor de sector schuilt echter een minder rooskleurige toekomst voor de Amerikaanse consument.

Geschreven op 17 mei 2024 – Enguerrand Artaz, Fund Manager, LFDE